Bouwketen verliest optimisme, vooral op langere termijn
Van ontwerper tot afbouwer: iedereen in de bouwketen is minder optimistisch. Aannemers zagen de afgelopen periode hun werkvoorraad sneller dalen dan vorig jaar.

Gepubliceerd op cobouw.nl door Stijn van Gils, 15 mei 2025
De bouwsector in Nederland maakt zich op voor slechtere tijden. Hoewel de sector als geheel in maart iets meer omzet draaide dan dezelfde periode een jaar eerder, zijn de eerste scheurtjes zichtbaar. Dat blijkt uit de Bouw- en Vastgoedmonitor die vier keer per jaar wordt gehouden onder bijvoorbeeld ontwerpers, projectontwikkelaars en installateurs.
De sector maakt zich onder meer zorgen over de handelsoorlog met de Verenigde Staten en geopolitieke spanningen. Dergelijke zorgen bestaan al langer, maar ten opzichte van de vorige monitor staan meer seinen op oranje.
De aannemerij zag de werkvoorraad in maart met bijna twee maanden dalen ten opzichte van de vorige meting. Was er gemiddeld genomen in de enquête van december nog voor 12,5 maanden aan werk, in maart was dat gedaald naar 10,6 maanden. De hoeveelheid werk is daarmee weer terug op het niveau van een jaar geleden. Ook toen daalde de werkvoorraad aan het begin van het jaar, maar minder hard dan nu.
Begin van de keten onder druk
Binnen de aannemerij melden zowel de grond-, weg en waterbouwers als de burgerlijke- en utiliteitsbouwers gemiddeld een lagere werkvoorraad dan tijdens de vorige meting. Maar afname van de werkhoeveelheid is vooral te zien in het begin van de bouwketen. Bij ontwerpers zakte de voorraad van 7,5 naar 7,2 maanden. Op jaarbasis ging de hoeveelheid werk bij deze schakel in de keten zelfs met een maand achteruit. Installateurs en afbouwers zagen daarentegen hun werkvoorraad juist groeien – allemaal tekenen dat het langzaam slechter gaat en de gevolgen zullen doorsijpelen.
De pijn lijkt overigens niet door iedereen te worden gevoeld. Op de vraag of hun werkvoorraad nu groter of kleiner is dan een jaar geleden, antwoordde een merendeel van de sector dat die juist op jaarbasis is gegroeid. Dat kan erop duiden dat de pijn niet gelijk wordt gedeeld in de sector en veel bedrijven hun voorraad nog steeds zien groeien, terwijl een andere groep de werkvoorraad ziet afnemen.
Sentiment keldert
Gemiddeld genomen is de bouwsector een stuk negatiever over de economie als geheel dan tijdens de vorige meting. Tijdens elke enquête wordt de vraag gesteld of deelnemers verwachten dat de economie even snel blijft groeien, sneller zal groeien of minder snel zal groeien. Het aantal mensen dat extra groei voorziet (de optimisten) minus het aantal mensen dat minder groei voorzit (de pessimisten) vormt het sentiment.
Sinds Rusland buurland Oekraïne binnenviel, is het getal geen enkele keer boven nul geweest. En al meer dan een jaar schommelt het negatieve getal ergens tussen de -20 en -30. Afgelopen monitor daalde het stemmingsgetal echter fors, van -23 naar -51. Zo’n sterke afname is niet waargenomen sinds de omikron-variant van het coronavirus tot een harde lockdown leidde.
Trump en conjunctuur
De oorzaak van het huidige pessimisme ligt vermoedelijk bij de geopolitiek en het handelsbeleid dat wereldwijd voor grote onzekerheid zorgt. Toen de enquête werd afgenomen, werd langzaam duidelijker hoe de handelsoorlog een verloop zou kunnen krijgen.
Hoe de huidige geopolitieke situatie de bouwsector gaat beïnvloeden is grotendeels onduidelijk omdat er veel indirecte effecten zijn. Importheffingen kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat prijzen stijgen, maar ook dat producten worden gedumpt. Zo kunnen importheffingen door de Verenigde Staten op Chinees staal ervoor zorgen dat dit staal goedkoper op de Europese markt komt, zei Ted Peek, directeur commercie en innovatie van BDB Bouwkostendata eerder tegenover Cobouw Pro. Over de effecten van de geopolitieke spanningen is ook een aantal specifieke vragen gesteld. Hier wordt in een ander verhaal op ingegaan.
Los van de huidige geopolitieke spanningen kampt de bouwsector ook met verschillende andere bedreigingen. Zoals beperkingen voor de bouw om de stikstof-uitstoot terug te dringen, gebrek aan vergunningen en bezwaren van omwonenden. Ook deze zaken kunnen invloed hebben op het sentiment.
Omzet groeit nog
De bouwketen als geheel rapporteerde over de maand maart een groei van 2,6 procent op jaarbasis, tegenover 3,3 procent tijdens de vorige meting en 0,6 procent in dezelfde maand een jaar eerder. In de aannemerij steeg de omzetgroei in maart van 1 naar 4 procent. De aannemerij doet het daarmee nog altijd beter dan de rest van de bouwketen.
Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kwam vandaag met cijfers over de omzet in de bouw. Met 7 procent toename schat het CBS de groei in de bouwsector een stuk hoger in. De cijfers zijn echter niet volledig met elkaar te vergelijken: het CBS keek in deze cijfers naar het hele kwartaal, terwijl de Bouwmonitor naar maandcijfers kijkt. Daarnaast wordt de Bouwmonitor samengesteld op basis van zelfrapportage, waarin het gevoel over de economie vermoedelijk een grotere rol speelt. In beide gevallen is er op jaarbasis een groei.
Meer groeiers dan krimpers
Niet iedereen ziet de omzet op dezelfde manier ontwikkelen. Binnen de aannemerij zegt 43 procent dat de omzet groeit, terwijl 8 procent een omzetdaling rapporteert. Het percentage groeiers is lager dan in de vorige periode, maar groter dan in dezelfde periode vorig jaar. Gemiddeld genomen vlakt de groei weliswaar af en daalt de werkvoorraad eveneens, maar ook een afgenomen groei is nog steeds groei.
De belangrijkste redenen voor omzetstijgingen in de gehele keten zijn ‘meer projecten’ en ‘prijsstijgingen’. De belangrijkste redenen voor omzetdalingen zijn ‘vertragingen door vertraagde vergunningen’ en wederom ‘kostenstijgingen’.
Als projecten nog doorgaan en kosten kunnen worden doorberekend, dan zorgen kostenstijgingen voor een hogere omzet. Gaan projecten door gestegen kosten niet of in zeer afgeslankte vorm door, dan zullen ze juist voor een omzetdaling zorgen.
De redenen voor een omzetdaling of -stijging zijn niet noemenswaardig veranderd. Problemen door stikstof worden wat minder vaak genoemd, maar dat zou toeval kunnen zijn. Ook de hoeveelheid vertraagde of geannuleerde projecten is niet wezenlijk veranderd. Net als bij de vorige meting lag het percentage vertraagde projecten op 14 procent en het percentage geannuleerde projecten op 4 procent.